Ik ben opgegroeid in een Fries dorpje. Mijn jeugd was wel oké tot mijn ouders op mijn elfde scheidden. Mijn broer ging bij mijn vader wonen, mijn zus en ik bleven bij mijn moeder. Na de basisschool ging ik vmbo tl doen. Na klas 2 koos ik voor de richting zorg en welzijn, hoewel ik ook even bouw heb overwogen. Maar mijn drang om iets voor anderen te betekenen won het. Ik wilde altijd al iets in de zending doen, pleegouder worden, dat soort dingen.
Na het examen schreef ik me in voor de mbo-studie sociaalpedagogisch werk. In het laatste studiejaar lukte het allemaal niet meer. Veel dingen uit het verleden kwamen naar boven. Vooral verdriet van de scheiding. Ik had nooit tijd gehad of genomen om dat te verwerken. Ik ben altijd maar doorgegaan met sport, met studie, met werk. Er volgde een periode van een jaar of twee, drie, waarin ik veel gesprekken met de ggz had.
Ik verhuisde naar het huis van mijn vader en dat voelde als een oase van rust; hij was heel lief en ondersteunend. Uiteindelijk haalde ik rond mijn 23e mijn mbo-diploma en vroeg ik God: „Wat wilt U dat ik nu ga doen?” Zelf had ik het idee om een hbo-studie te volgen, maar ik zag een heel leuke vacature als gastouder bij een gezin, in een dorp verderop. Voor 25 uur. Die baan kreeg ik. Ik zorgde voor de drie kinderen van het echtpaar: aankleden, ontbijten, huishouden, eten koken, wassen en zo. Echt heel leuk. Ik woonde in de pastorie naast het gezin, die ik voor een prikkie kon huren. Zo werkt God. Die baan heb ik een jaar of drie, vier gehad, waarna ik acht maanden lang vrijwilligerswerk deed in Slovenië en zendingsreizen naar Moldavië en Albanië maakte.
Toen ik terugkwam, kreeg ik werk in de schoonmaak en later in de buitenschoolse opvang. Ik had in die tijd een relatie, maar die liep stuk. Via de site samenchristen.nl leerde ik in april 2020 iemand anders kennen. Ik was helemaal verliefd op hem. De weekenden waren we bij elkaar. Na een half jaar verloofden we ons, maar vanaf dat moment ging het, wat mij betreft, bergafwaarts. Zo hadden we vaak verhitte discussies, waar we niet uitkwamen.
‘Drie maanden na de verloving raakte ik zwanger van hem. Hij dacht dat ik zwanger wilde worden; maar ik wilde wel graag pleegouder worden, maar niet per se een eigen kind krijgen. Zeker niet op dat moment. Toen ik ontdekte dat ik zwanger was, heb ik het uitgeschreeuwd. Ik dacht: het zal toch niet waar zijn? Niet nu, niet van hem! Want in de week ervoor was de relatie stukgelopen.
Ik vertelde het als eerste aan mijn zus. Die reageerde heel liefdevol. Ik schaamde me wild, maar ik heb er toch ook met mijn moeder over gesproken. Die reageerde geschrokken, maar wel liefdevol. Net als mijn vader. Met mijn ex-verloofde kon ik naar mijn idee niet goed over mijn zwangerschap praten. Hij maakte zich vooral druk om een omgangsregeling en wilde precies weten wie wanneer voor het kindje zou zorgen. Terwijl het nog niet eens geboren was.
Die eerste weken, maanden waren heel zwaar. Ik voelde me eenzaam, hoewel ik veel lieve mensen om me heen had, iets wat ik door de paniek helemaal niet besefte. Verder was alles rond de relatie met mijn ex-verloofde dus heel wiebelig, spannend, onzeker. Ik was bang dat mijn kindje in dezelfde situatie zou belanden als ik na de scheiding van míjn ouders. Ik dacht: dit gaat niet goed komen; niet voor hem, niet voor mij en niet voor het kindje. Waarbij ik me tegelijk afvroeg of het gedachten van mij, van satan of van God waren. Het was echt een heel moeilijke tijd.
Het aanpassingsconflict was zo heftig dat ik zelfs een abortus overwoog. Ik dacht: kan ik wel voor kindje zorgen, hoe zal het allemaal gaan als haar vader en moeder niet bij elkaar zijn? Op een gegeven moment zei ik tegen God: „Als U niet wilt dat ik een abortus laat uitvoeren, wilt U dan snel komen?” Vrij snel daarna kwamen er twee vrienden uit de kerk op bezoek; die hadden los van elkaar op hun hart gekregen om mij een soort adoptieplan aan te bieden. Ze zeiden: „Als je het echt niet ziet zitten, dan kan het kindje bij ons terecht.” Ook andere vrienden en familie stonden heel dichtbij en waren erg steunend. Er is voor me gebeden en de gedachten aan een abortus zijn toen compleet weggegaan. Zo zie je dat God ook door mensen werkt.
Vanaf dat moment ben ik anders gaan denken. Ik besefte dat er wél andere manieren zijn om een kindje kansen te geven. Ikzelf zag alleen onmogelijkheden en dacht dat ik alles alleen moest doen, maar ik leerde dat mijn kindje niet per se hetzelfde zou moeten meemaken als wat ik heb meegemaakt. Dat het een eigen leven zou hebben. Ik zag heel veel liefde van God in dat bezoek.
Meteen erna heb ik mijn afspraak met de abortuskliniek gecanceld, maar het was niet zo dat ik daarna opeens een enorme rust kreeg. Het voelde nog steeds heel onzeker hoe alles zou lopen. De bevalling moest in het ziekenhuis gebeuren, vond ik. Mijn verloofde was er niet bij, want ik wilde iemand naast me op wie ik echt kon vertrouwen. Uiteindelijk is mijn zus erbij geweest. Na de laatste wee werd het kindje op mijn buik gelegd. Opeens had ik haar bij me, mijn dochter. Ik was heel verbaasd. En trots. Erg trots. Ik weet nog dat ze me aankeek met één oog open, alsof ze me een knipoog gaf.
De communicatie met mijn ex-verloofde bleef moeizaam. Kort na de bevalling kwam hij onze dochter bewonderen. Ook nu zien zij elkaar. De gesprekken tussen ons lopen via een derde persoon, waarbij we proberen sleutels te vinden die we eerder niet konden vinden. Veel emotionele reacties en gevoelens moeten we parkeren om het voor onze dochter zo goed mogelijk in te vullen; dat is voor ons allebei een leerproces. Maar goed, we moeten allebéí leren kijken naar wat het beste voor onze dochter is.
Familie, vrienden, mensen van de kerk – ze zijn vanaf het begin heel liefdevol naar me geweest. Ik gun iedere vrouw in een vergelijkbare situatie zo’n netwerk. Ik zou tegen hen willen zeggen: „Doe niets abrupts, stel je open, geef nieuw leven een kans.” Als ik niet zo’n liefdevol netwerk om me heen had gehad, had ik waarschijnlijk een andere keus gemaakt. Ik zie het zo: God heeft mij liefde gegeven, door mensen heen.
Met mijn deelname aan de Week van het Leven wil ik laten zien dat God goed is. Dat iedereen weleens verkeerde dingen denkt en doet, maar dat Hij mensen en situaties wil veranderen. Soms door andere mensen heen. Hoe moeilijk iets ook is, God wil het ten goede keren. Dat wil ik graag meegeven.
Bij mijn doop, enkele weken geleden, kreeg ik een tekst uit Jesaja 41 mee. „Vrees niet, want Ik ben met u; zijt niet verbaasd, want Ik ben uw God; Ik sterk u, ook help Ik u.” Die geeft mij troost tijdens mijn reis met
God.’